Gemiddeld genomen stond het Nederlandse consumentenvertrouwen binnen de Europese Unie op de zesde plek. Tussen 2002 en 2015 lag de index op -3,4. Het EU-gemiddelde was in diezelfde periode -12,6. Alleen in Finland (11,5), Zweden (10,8), Denemarken (10,5), Luxemburg (-0,6) en Oostenrijk (-2,6) was het gemiddelde vertrouwen groter. Cyprus (-33,6), Bulgarije (-34,2) en Griekenland (-48,5) bungelden onderaan. Het verschil tussen het vertrouwen van Nederlandse consumenten en het EU-gemiddelde was het grootst in tijden van optimisme. In tijden van pessimisme, werden de verschillen juist kleiner. In tijden van optimisme waren Nederlanders relatief positief over de algemene economische situatie. Ook denken beduidend meer Nederlanders te kunnen sparen in zowel slechte als goede tijden. Zo scoorde Nederland met een gemiddelde spaarverwachting van 29,5 flink hoger dan in de hele EU (-6,8). Toch komt dit niet overeen met wat consumenten daadwerkelijk hebben gedaan. Het Nederlandse spaarquotum, het percentage besteedbaar inkomen dat huishoudens in een bepaalde periode niet aan consumptie uitgeven, lag tussen 2002 en 2015 slechts iets hoger dan het EU-gemiddelde. In Nederland ging het om 12,3 procent en in de EU om 11,5 procent. Op de vraag over de verwachte economische situatie zijn Nederlandse consumenten relatief positief. Over de eigen financiële situatie dachten ze nagenoeg hetzelfde als gemiddeld in de EU. Over de werkloosheidsverwachting waren Nederlandse consumenten juist iets negatiever