Pensioenfondsen sluiten 2019 goed af: dekkingsgraden omhoog.
Het grootste pensioenfonds van Nederland, ABP, zag de dekkingsgraad toenemen tot 97,8 procent, 6,8 procentpunt hoger dan aan het einde van het derde kwartaal. Ook Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) noteerde een hogere dekkingsgraad: eind december stond deze op 99,2 procent.
De beleidsdekkingsgraad, de gemiddelde dekkingsgraad over de laatste twaalf maanden, daalde bij de twee grootste pensioenfondsen wel iets, naar respectievelijk 95,8 en 96,5 procent. Hiermee zitten de pensioenfonds nog boven de kritische grens van 90 procent. Als een pensioenfonds daaronder zit, moeten ze overgaan tot het korten van de pensioenen.
In november verlaagde minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken deze kritische ondergrens voor pensioenkortingen tijdelijk naar 90 procent. De maatregel was nodig omdat veel pensioenfondsen in de problemen raakten door de aanhoudende lage rente. Zo zakte de dekkingsgraad van zowel ABP als PFZW in de zomer even onder de kritische grens, waardoor kortingen onvermijdbaar leken voor 5,8 miljoen Nederlanders.
Daarnaast geeft de verlaging van de kritische ondergrens werkgevers en vakbonden de tijd en ruimte om het Pensioenakkoord dat in juni gesloten werd uit te kunnen werken. "Rust en stabiliteit zijn nodig om dat de komende periode goed te doen", zei Koolmees destijds.
Andere pensioenfondsen zien dekkingsgraden ook stijgen
Ook de dekkingsgraden van de metaalfondsen PMT en PME en het bouwfonds bpfBOUW gingen in het laatste kwartaal omhoog, naar respectievelijk 98,8, 98,7 en 114,1 procent.
Ook bij deze pensioenfondsen liggen kortingen niet op de loer, met beleidsdekkingsgraden van 97,6, 96,9 en 112,4 procent. Het bouwfonds liet zelfs al in december weten de pensioenen in 2020 opnieuw te gaan verhogen.
Read moreWaarom is spaargeld voor banken zo duur?
De meeste mensen zijn opgegroeid met het principe dat de bank behoefte had aan jouw spaargeld. Voor banken was spaargeld vergeleken met andere financiering relatief goedkoop om aan te trekken en dus konden consumenten begin deze eeuw rekenen op renteniveaus van soms wel 4 tot 5 procent.
Maar sindsdien is er iets belangrijks veranderd. Banken hebben helemaal geen tekort meer aan financiering. Onder meer door beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) is er meer dan genoeg geld voor de banken die het willen hebben én tegen historisch goedkope tarieven. Het is de bedoeling dat banken dat geld ook weer uitlenen, maar volgens de banken zelf is er helemaal niet zo veel vraag naar nieuwe leningen.
Daarom kunnen zij heel weinig met elke extra euro die zij aan spaargeld ontvangen. Als bank zijnde rest er dan eigenlijk maar één optie: het geld stallen bij de ECB.
En hoeveel rente krijgen ze daarop?
Helemaal niks. Sterker nog: voor dat geld moeten ze betalen. Sinds 2014 rekent de ECB al geld over al het kapitaal dat banken bij de centrale bank stallen. De ECB begon toen met een zogeheten depositorente, de rente die banken normaliter krijgen, van -0,1 procent.
Dat betekende dat banken voor overtollig kapitaal dat bij de ECB stalden, elk jaar 0,1 procent van dat bedrag kwijt waren. Sinds die tijd is die depositorente verder verlaagd naar -0,5 procent. Dit percentage haalt ABN AMRO ook aan in het bericht over de verlaagde rente.
"ABN AMRO betaalt bijvoorbeeld 0,5 procent rente voor het spaargeld dat zij stalt bij de Europese Centrale Bank (ECB)", aldus ABN.
Waarom doet de ECB dit?
De centrale bank probeert de inflatie, de stijging van consumentenprijzen, in de eurozone aan te wakkeren. Centraal bankiers proberen namelijk vooral die inflatie stabiel te houden op om en nabij 2 procent.
Maar de inflatie beweegt zich al langer op een niveau onder die 2 procent en in het verleden vreesden sommige centrale banken zelfs even voor zogeheten deflatie, een daling van de consumentenprijzen.
Door de renteniveaus te verlagen hoopt de ECB dat bedrijven makkelijker kunnen lenen om te investeren en consumenten meer gaan uitgeven. Meer uitgaven zouden uiteindelijk moeten leiden tot hogere inflatie, maar de afgelopen jaren werkt deze opzet een stuk minder goed. Al sinds de Europese schuldencrisis wordt het inflatiedoel maar niet gehaald en haalt de ECB steeds meer uit de kast om toch die economie aan te jagen.
Gaan de spaarrentes straks weer omhoog?
De algemene verwachting is dat deze situatie nog wel even zal duren, denken economen. Veel economen wijzen bijvoorbeeld naar ontwikkeling als vergrijzing waardoor er steeds meer geld wordt gespaard voor bijvoorbeeld pensioenen. Dit zou ook de renteniveaus laag houden.
Read moreGemeentelijke woonlasten stijgen het hardst sinds 2007
Ook in 2019 stegen de woonlasten relatief sterk. Toen was de stijging slechts een paar tiende procentpunten lager dan nu.
Veel gemeenten rekenen pas dit jaar de verhoging van de rijksbelasting in 2019 door, waardoor de afvalstoffenheffing gemiddeld met 5,9 procent stijgt.
De onroerendezaakbelasting (ozb) stijgt met gemiddeld 4 procent, wat ook relatief veel is. Dit komt door "tekorten op het sociaal domein", aldus de onderzoekers. Als voorbeeld noemt het COELO de gemeente Groningen, die ervoor kiest niet te bezuinigen op voorzieningen zoals bibliotheken en zwembaden, maar in plaats daarvan het tekort opvangt met een hogere ozb-opbrengst. Hier is de tariefstijging dan ook het hoogst, met een plus van 15,2 procent.
Gemeentelijke woonlasten zijn voor woningeigenaren afhankelijk van hun WOZ-waarde. Het COELO neemt de gemiddelde WOZ-waarde per gemeente om voor die plek de gemiddelde lasten te berekenen.
Voor huurders gelden grote verschillen in de stijging of daling van de gemeentelijke woonlasten, die uit afvalstoffenheffing en in sommige gemeenten een rioolheffing bestaan. Zo zien huurders in Apeldoorn de rekeningen met maar liefst 29,4 procent oplopen, terwijl in Arnhem de lasten met 3,7 procent het sterkst dalen.
Read more